Een nadere blik op Nasonovia

Informatie

Een nadere blik op Nasonovia

Ijsbergsla mood picture

De bescherming begint van binnenuit

Vandaag gaan we in gesprek met Sven Paauwe (Salesmanager Leafy Benelux en Nordics) en Paul Huijs (Productmanager Iceberg Europa) over een van de meest urgente uitdagingen in de bladgroenteteelt: Nasonovia ribisnigri. Samen delen zij hun deskundige visie op de evolutie van deze plaag, de opkomst van het Nr:1-biotype, en hoe de nieuwe resistente rassen van Enza Zaden telers helpen om een stap voor te blijven.

Wat kun je vertellen over Nasonovia?

Paul Huijs: In de bladgroenteteelt is de groene slaluis, Nasonovia ribisnigri, een steeds groter probleem geworden voor Europese producenten. Deze plaag staat bekend om de aanzienlijke schade die hij aan gewassen kan veroorzaken en bestaat uit twee hoofdtypen: Nr:0 en Nr:1. Terwijl het oorspronkelijke Nr:0-biotype effectief kon worden bestreden met genetische resistentie – bekend van het ras “Dynamite” uit 1999 – veranderde alles in 2007. Toen verscheen een nieuw biotype, Nr:1, dat de bestaande resistentie wist te doorbreken. Sindsdien zijn beide biotypes aanwezig in Europese sla-velden.

Wat is vandaag de grootste uitdaging met Nasonovia?

Paul Huijs: Het probleem met Nr:1 is dat het niet met het blote oog te onderscheiden is van Nr:0, maar wel de traditionele resistentiegenen weet te omzeilen. Daarom zijn we bij Enza Zaden gestart met een ambitieus veredelingsprogramma, op zoek naar wilde slaplanten die bestand zijn tegen Nr:1. Na jaren van klassieke veredeling, marker-ondersteunde selectie en intensieve veldproeven zijn we erin geslaagd om ijsbergslarassen te ontwikkelen met intermediaire resistentie (IR) tegen Nr:1.

Hoe werkt Enza Zaden’s IR tegen Nr:1?

Paul Huijs: De werking van deze intermediaire resistentie is veelzijdig:

  • De resistente planten bieden minder voedingswaarde voor de luizen, waardoor ze minder aantrekkelijk zijn als voedselbron.
  • Het plantensap bevat stoffen die schadelijk zijn voor de luizen, wat verdere aantasting ontmoedigt.
  • Deze rassen zijn minder geschikt voor voortplanting van de luis, waardoor de populatie onder controle blijft.

Samen vormen deze factoren een robuust, ingebouwd verdedigingssysteem voor het gewas. In combinatie met andere bestrijdingsmethoden bieden ze telers een waardevolle oplossing in de strijd tegen Nasonovia.

Wat zijn de belangrijkste inzichten uit de veldproeven?

Sven Paauwe: We hebben interessante bevindingen gedaan tijdens onze proeven. Ten eerste gedijt Nasonovia ribisnigri het best in koelere klimaten, met optimale groei en voortplanting tussen 20 en 24°C. Bij temperaturen boven de 28°C neemt de sterfte onder luizen sterk toe, vooral bij latere nimfenstadia en volwassen exemplaren. Boven deze grens stopt de voortplanting en daalt de vruchtbaarheid van gevleugelde vormen aanzienlijk. De kritische bovengrens voor overleving ligt tussen 33 en 36°C, afhankelijk van de vorm van de luis. Deze bevindingen tonen aan dat klimaat en omgevingsfactoren een cruciale rol spelen in de effectiviteit van resistentie en de algemene plaagdruk.

Heb je aanbevelingen voor telers die IR Nr:1-rassen willen proberen?

Sven Paauwe: Zeker. We moedigen telers aan om onze nieuwe rassen met intermediaire resistentie uit te proberen en zelf hun prestaties te beoordelen. Velden met een mix van resistente en niet-resistente rassen kunnen het beeld van de effectiviteit vertekenen. Voor de meest betrouwbare resultaten raden we aan om grotere, uniforme percelen met IR Nr:1-rassen te planten, omdat aangrenzende of verwante percelen ook invloed kunnen hebben. Vroege plaagbestrijding, vooral in de eerste periode na het uitplanten, is essentieel om het gewas met sterke interne bescherming tot volwassenheid te brengen.

Is er een gemeenschappelijk kader om Nasonovia-resistente rassen te classificeren?

Paul Huijs: Op dit moment bestaat er geen officieel protocol voor het beoordelen van Nr:1-resistentie. Elke zaadfirma vertrouwt op haar eigen expertise en interne evaluaties om het resistentieniveau te bepalen, of dat nu hoog of intermediair is. De markt voor Nasonovia-resistente rassen is nog in ontwikkeling en er is nog geen uitgebreide praktische vergelijking tussen rassen gemaakt. Voor Bremia-resistentie bestaat er wél een onafhankelijk orgaan, IBEB-EU, dat richtlijnen en tests verzorgt, maar voor Nasonovia is zo’n toezicht nog niet aanwezig.

Wanneer zijn Enza Zaden’s IR Nr:1-rassen beschikbaar? Wat bieden jullie momenteel aan?

Sven Paauwe: We hebben vier nieuwe ijsbergslarassen succesvol geïntroduceerd met intermediaire resistentie tegen Nr:1. Deze rassen bieden ook volledige Bremia-resistentie (Bl: 29–41) en hoge resistentie tegen Nr:0. Grotere zaadvolumes zijn beschikbaar vanaf medio 2026, zodat commerciële uitzaai vanaf juni mogelijk is. We raden telers aan om nu al contact op te nemen met hun lokale vertegenwoordiger om de positionering goed af te stemmen en optimaal te profiteren van deze nieuwe rassen.

Wil je meer weten over onze oplossingen en lopend onderzoek? Bezoek dan onze speciale website: Nasonovia Resistance.

Voor persoonlijk advies of om te bespreken hoe onze IR Nr:1 ijsbergslarassen jouw bedrijf kunnen versterken, neem contact op met je lokale Enza Zaden vertegenwoordiger.